zoeken

Samenvatting advies voorstel regulering voor- en achterdeur coffeeshops

Datum publicatie: vrijdag 23 september 2016 – Datum advies: woensdag 17 juni 2015

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 17 juni 2015 advies uitgebracht over het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Berndsen-Jansen en Bergkamp (D66) om de Opiumwet te wijzigen. Het voorstel reguleert de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen (Wet regulering voor- en achterdeur van coffeeshops). Het advies is op 23 september 2016 openbaar gemaakt.

Inhoud initiatiefwetsvoorstel
Het initiatiefwetsvoorstel heeft tot doel een einde te maken aan de bestaande situatie dat het bezit en de verkoop van een gebruikershoeveelheid cannabis via coffeeshops wordt gedoogd, maar de teelt en aanvoer van hennep zijn verboden. Het legt daarom de regels uit het bestaande gedoogbeleid over de verkoop van cannabis door coffeeshops (de voordeur) vast in de wet. Daarbij mogen coffeeshops een grotere maximaal toegestane handelsvoorraad in hun bezit hebben. Tevens voorziet het initiatiefwetsvoorstel in een wettelijke regeling van de bedrijfsmatige teelt, bereiding, bewerking en levering van cannabis aan coffeeshops (de achterdeur).

Nut en noodzaak
De initiatiefnemers proberen de problemen op te lossen die met name voor coffeeshophouders voortvloeien uit het bestaande gedoogbeleid. Het gaat daarbij om de situatie waarin enig bezit van cannabis en de verkoop via de voordeur gedoogd worden, maar waarin de inkoop van cannabis door coffeeshops verboden is. De Afdeling advisering heeft begrip voor dit streven. Zij betwijfelt echter of het initiatiefwetsvoorstel daadwerkelijk en in voldoende substantiële mate effectief zal zijn. In de toelichting ontbreekt een duidelijke afweging tussen de mogelijke positieve en negatieve effecten van het initiatiefvoorstel ten opzichte van de gestelde doelen. Daarmee is onvoldoende duidelijk in hoeverre het voorstel bijdraagt aan het verbeteren van de volksgezondheid en het waarborgen van de openbare orde en de algemene veiligheid. Het is daarnaast onvoldoende aannemelijk dat het voorstel een bijdrage kan leveren aan het bestrijden van de georganiseerde misdaad. Deze opereert nu in de productie van en handel in cannabis. Daar komt bij dat het initiatiefwetsvoorstel bezien moet worden in de bredere context van de drugsproblematiek en de internationale context waarin deze zich voordoet. Een gevolg van de voorstelde wijze van gereguleerde legalisering van cannabis kan zijn dat het moeilijker wordt om de problemen van drugstoerisme tegen te gaan.

Internationaal en Europees recht
De twee belangrijkste verdragen die zien op cannabis zijn het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen uit 1961 (EV) en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen uit 1988 (SV). De Afdeling advisering concludeert dat het initiatiefwetsvoorstel in strijd is met beide verdragen. De argumenten in de toelichting waarom het initiatiefwetsvoorstel in het licht van deze verdragen toelaatbaar zou zijn, zijn ontoereikend. Ook het beroep op het voorbehoud dat Nederland heeft gemaakt heeft bij het SV is in dit geval niet toereikend. Verder is het voorstel met zeer grote waarschijnlijkheid in strijd met het recht van de Europese Unie.
De Afdeling advisering adviseert de initiatiefnemers om van het voorstel af te zien.

Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en de reactie van de indieners

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail